Wees voor altijd jong

Moge God’s zegen je altijd bewaren.
Moge uw wensen allemaal uitkomen.
Mogen jullie altijd voor anderen doen wat anderen voor u doen.
Moge je een ladder naar de sterren bouwen
En elke sport bestijgen
Mogen jullie blijven
Mogen jullie voor altijd jong blijven
Mogen jullie blijven
Moge je opgroeien tot een rechtvaardige
Moge je opgroeien om rechtuit te worden
Moge je altijd de waarheid weten
Moge je de lichten om je heen zien
Moge je altijd moedig zijn
Sta rechtop en wees sterk
Mogen jullie blijven
Mogen jullie voor altijd jong blijven
Mogen jullie blijven
Maar blijf voor altijd jong
Moge uw handen altijd bezig zijn
Moge uw rust verdiend zijn
Moge uw Kerst zalig zijn (*)

(*) Geïnspireerd door “Jeune Pour Toujours” (Bob Dylan)

Marc van Impe

Bron: MediQuality

Een diepzinnig gesprek

Soms, niet al te vaak, hebben we diepzinnige gesprekken, de geleerde vrouw en uw scribent. Meestal als we ergens onderweg zijn. Diepzinnige gesprekken eindigen meestal in een wederzijds stilzwijgen. Zoals ze overigens ook begonnen zijn.

Het diepzinnige gesprek waarover ik het nu wil hebben, had een niet zo banale aanleiding. Die ochtend in de mailbox tussen de vriendschapsverzoeken en elektronische facturen van mijn leveranciers van nutsvoorzieningen een mail met een vlaggetje: Wilsbeschikking: leg uw uitvaartwensen vast. Het is het soort boodschap dat je in je ochtendkoffie doet verslikken. Eerst dacht ik dat het een grapje van mijn notaris was. Die olijkerd durft wel eens verrassend uit de hoek komen, wat je van iemand die door erfafstamming in een halfvrij beroep is terecht gekomen waarvan je je afvraagt of dat nog van deze tijd is, niet zou verwachten. Laatst stuurde hij een rekening voor een prestatie die hij niet geleverd had: een pand verkocht dus.

Maar ik dwaal af. De boodschap kwam van mijn uitvaartverzekering. Dat komt zo. Op een dag moest ik een iets riskantere ingreep ondergaan. We hadden die voorbije maanden enkele vrienden verloren en we mochten ons dus stilaan uitvaartdeskundigen noemen. Op de terugweg naar huis , na een moderne crematie met een levende gitaarspeler in de aula en redelijk drinkbare wijn achteraf, rekenden we uit wat zo’n laatste feest moest gekost hebben. Met inbegrip van de kist en bloemen, de maaltijd voor de familie en beste vrienden achteraf en de lading santjes die werden uitgedeeld, kwamen we tot een absurd hoog bedrag. Daar schrok de geleerde vrouw van.

Dus toen onze makelaarster ons tussen neus en lippen liet weten dat we nog net beneden de gunstige leeftijdgrens zaten om een uitvaartverzekering af te sluiten, ondertekenden we een polisvoorstel. Voor die paar tientjes per maand waren we uit de zorgen. Dachten we. Maar toen begon de stress pas. We wisten nu wat we –eens koud en stijf- op onze laatste feest mochten spenderen. Maar hoe we dat partijtje wilden organiseren, daar waren we om de dooie dood nog niet aan toe.

Daar hadden we nu dus een diepgaand gesprek over. Terwijl ik de middenvakrijders rechts voorbijstak begon zij met het schot voor de boeg: wie zou jij op mijn uitvaart inviteren? Als het over familie gaat zijn we omgekeerd evenredig snel uitgepraat. Ik grossier in broers en zussen, kinderen en kleinkinderen, neven, nichtjes, ooms en tantes plus een paar ex-en. Met haar familie kan je amper een elftal vullen.

Dus schakelde ik gelijk een versnelling hoger en haalde er wat vrienden en kennissen bij. Kwestie van toch een evenwicht te bereiken. Want de volgende vraag was onvermijdelijk: en wie wil jij op je laatste ceremonie? U wil niet weten hoeveel kilometer je over zo’n onderwerp kan discussiëren. Tegen de tijd dat we weer in de file stonden, kwam de volgende vraag: met welke muziek wil je het luik naar de eeuwigheid door? En niet Bob Dylan, zei ze er gelijk bij.

Eerlijk daar had ik niet aan gedacht. Ik had graag een streepje Mozart gehad zeg ik. Mozarts Adagio K 617a voor glas harmonica. Daar had ze niet van terug.

“Leg die CD vanavond maar op je werktafel,” zei ze toen, “dat ik er niet moet naar zoeken.” Altijd praktisch denkend, die geleerde vrouw van mij.

“En wat wil jij?”, vroeg ik, “Aznavour of Hazes?” “ik wou dat ik kon zien wie er op mijn begrafenis is,” antwoordde ze niet ter zake,” wie er is en hoe ze reageren. ” “Wees gerust,” zei ik, “je zal er zijn.”

En toen kwamen we in alle stilte aan.

Thuis herlas ik de e-mail: “Via onderstaande uitvaartwensen-tool creëert u vrijblijvend uw persoonlijke uitvaart. Zo stelt u zelf een afscheidsceremonie samen, helemaal op uw maat. En dat zorgt later beslist voor een fijne herinnering bij al uw nabestaanden. Bovendien hoeven ze geen moeilijke beslissingen meer te nemen… Een hele geruststelling, zowel voor u als voor hen.” Ik ben er tot een stuk in de nacht mee in de weer geweest.

Marc van Impe

Bron: MediQuality

N-VA heeft geheime agenda, zegt De Block

Maggie De Block vermoedt dat haar voorganger op Migratie, Theo Francken, een geheime agenda heeft. Die laatste had gezegd dat zij de begroting laat ontsporen door extra opvangcapaciteit te willen creëren. Een non-argument, volgens De Block. Volgens Francken, die zich de populairste politicus van het land weet –ook over de taalgrens- kon de N-VA de begroting niet goedkeuren, omdat die door het nieuwe asielbeleid van de minister dreigt te ontsporen. Eerder had zijn partij dat wel gedaan aan de regeringstafel en in de commissievergaderingen van het parlement.

“De creatie van meer opvangplaatsen voor asielzoekers gaat miljoenen kosten”, zegt Francken, “en dat geld zit niet in de begroting.” De tweede reden is van technische aard: nu de regering haar beleid wijzigt, is N-VA niet meer verplicht om dat beleid te steunen. “Een begroting is gekoppeld aan beleid. Daarvoor heb je ministers nodig die dat dag na dag monitoren.” Maar als N-VA geen ministers meer heeft om een oogje in het zeil te houden, waarom zou de N-VA dan nog de begroting steunen, redeneert Francken, die in het verleden niet uitblonk in begrotingsdiscipline en meer tijd besteedde aan zijn twittercampagne dan aan een actief beleid. Volgens De Block trof ze bij de overname 10 dagen geleden een puinhoop aan.

De Block gelooft de argumentatie van Francken niet, zei ze in Villa Politica. De begroting gaat helemaal niet ontsporen. “Bij elke begrotingscontrole kunnen er middelen uit de provisie worden gevraagd om de schommelingen in de asielstroom op te vangen. Francken deed dat zelf altijd, ik ga dat ook vragen”, zei ze. “Er zijn andere redenen waarom de N-VA de begroting niet zou goedkeuren. ‘Misschien wel omdat hij het niet meer eens is met ons sociaal-economisch beleid, of om stoer te zijn of in campagnemodus te gaan. Maar hij moet dat dan ook zeggen.”

Een van de gevolgen van de val van de regering is dat de uitvoeringsbesluiten voor een aantal maatregelen die De Block genomen heeft in het gedrang komen en dat deze daardoor een maat voor niets dreigen te worden. Zo dreigt de finale fase van de netwerkopbouw vertraagd te worden, want ziekenhuisnetwerken hebben ook bestuurlijke en politieke gevolgen en die kaarten zullen nu op 26 mei 2019 opnieuw geschud worden.

Marc van Impe

Bron: Mediquality

Priester veroordeeld voor nalatigheid bij zelfmoord

De Brugse priester Alexander Stroobandt is veroordeeld tot een maand gevangenisstraf met uitstel voor schuldig verzuim bij een zelfdoding. Hij gaat in beroep.

Op 1 oktober 2015 wordt de priester opgebeld door een 54-jarige vriend uit Gistel, die al langer met depressies kampte. Tijdens drie telefoongesprekken en enkele sms-berichten geeft de man duidelijk aan dat hij zichzelf van het leven wilde beroven. In de loop van diezelfde nacht vindt zijn echtgenote hem in zijn wagen in zijn garage. Een zoveelste drama.

De weduwe ontdekt de herhaalde communicatie tussen haar man en de priester. ‘Ik zit in de auto, kan je met mij meebidden’, schreef het slachtoffer in een sms. “Ik bid met je mee” antwoordde de priester, en “ik zal doen wat ik kan”. Ze dient klacht in bij de onderzoeksrechter. Volgens haar advocaat Meester Patrick Bernard Martens had pastoor Stroobants hulp bij derden moeten zoeken. Dat is ook het standpunt van het openbaar ministerie: hier is er duidelijk sprake van schuldig verzuim. ‘Iedereen moet een mens in nood helpen, op die regel bestaan geen uitzonderingen’, aldus procureur Guy Billiouw.

Meester Patrick Bernard Martens verwees naar de telefoongesprekken die 49 minuten duurden, tijd genoeg om in te grijpen. ” Hij heeft niks gedaan met die kreet om hulp. De hulpverleningsplicht is er voor iedereen, al de rest is quatsch”, verklaarde meester Martens. Het openbaar ministerie legde uit dat de priester zich niet kon beroepen op het biechtgeheim.

Meester Bo Manderick voor de verdediging: ” Er is ook het zelfbeschikkingsrecht. Het was die man zijn volste recht om zijn leven te willen beëindigen.” Ook meester Jan Leysen benadrukte dat van schuldig verzuim eigenlijk geen sprake was. “De priester heeft gedaan wat hij kon door te luisteren en te proberen om hem tot zijn zinnen te brengen.” Meester Leysen vergeleek de situatie ook met de werking van de Zelfmoordlijn. “Wat doen de mensen van Tele-Onthaal? Die luisteren ook, dat is wat men van hen verwacht.”

Over het biechtgeheim werd door de verdediging nu nauwelijks gepleit. “Als u mijn biechtgeheim niet belangrijk vindt, dan is de onafhankelijkheid van de rechtbank ook niet belangrijk. Ik zit blijkbaar tussen twee stoelen, het is aan u om te oordelen”, zei Alexander Stroobandt in zijn laatste woord. Het biechtgeheim maakt volgens de rechtbank deel uit van het beroepsgeheim, maar dat beroepsgeheim is niet absoluut. “De hulpverleningsplicht geldt voor iedereen, ook voor dragers van het beroepsgeheim”, stelt het vonnis vandaag. In een dergelijke noodtoestand had de priester dus wel moeten ingrijpen. En aan dit biechtgeheim zijn wel enkele vormelijke vereisten verbonden. Volgens het kerkelijk recht moet bij een biecht een bepaald ritueel gevolgd worden. En – hoofdzaak- er moet een ‘belijdenis’ zijn van alle nog niet vergeven doodzonden, met een uitgesproken echt berouw en een vast voornemen om niet meer te zondigen. En om af te sluiten moeten absolutie en penitentie volgen. De rechter beschouwt de SMS conversatie dus niet als een elektronische biecht.

“Iedereen moet een mens in nood helpen, op die regel bestaan geen uitzonderingen”, aldus procureur Guy Billiouw. “Hij had minstens iemand anders of de politie moeten verwittigen.” “De hulpverleningsplicht geldt voor iedereen, ook voor dragers van het beroepsgeheim”, stelt het vonnis vandaag. In een dergelijke noodtoestand had de priester dus wel moeten ingrijpen. Stroobandt tekent beroep aan tegen de uitspraak. “Het is een problematiek die een discussie meer dan waard is. Dit vonnis kan een belangrijk precedent zijn,” reageert zijn advocaat Jan Leysen.

Marc van Impe

Bron: MediQuality

Ziekenfondsen worden duurder en blijven ondoorzichtig

De twee grootste ziekenfondsen van het land, de Christelijke Mutualiteit (CM) en de Socialistische Mutualiteit, worden volgend jaar een stuk duurder. Slechts één ziekenfonds laat zijn bijdrage zakken. Zowel de prijzen als de terugbetalingen worden stilaan geharmoniseerd, waardoor sommige leden hun bijdrage gevoelig zullen zien stijgen.

Gemiddeld moet een Vlaams gezin met één kind ten laste zo’n 176 euro per jaar betalen. Dat is bijna 6 procent meer dan in 2018. De stijging loopt op tot van ongeveer 20 tot 25 procent, die “noodzakelijk is om alles te kunnen blijven betalen.” Bovendien voert de CM vanaf januari een franchise in van 30 euro per jaar voor remgeld en schaft het heel wat extra tegemoetkomingen, zoals voor homeopathie, af. In Wallonië is vooralsnog geen sprake van een tariefverhoging maar daar ligt de ziekenfondsbijdrage voor een vergelijkbaar gezin op 235 euro per jaar.

Ter vergelijking: de honoraria voor een raadpleging van de huisarts, een huisbezoek of het globaal medisch dossier (gmd) stijgen vanaf januari met 3,33 procent. Maar de remgelden stijgen grosso modo evenredig mee, zodat de kosten voor de patiënt uiteindelijk nagenoeg gelijk blijven. Voor de chirurgen komt er geen indexering in 2019. Hetzelfde geldt voor een stuk voor technische prestaties, klinkt het. Voor andere prestaties geldt dan weer een indexering van 1,45 procent. Voor 2019 is een budget voorhanden van 131,8 miljoen euro om de erelonen van artsen te indexeren. Het gaat om een indexering van 1,45 procent op een totaalbudget van 8,4 miljard euro.

De conclusie ligt voor de hand: de grootste ziekenfondsen van ons land zijn niet in staat om een degelijk begrotingsbeleid te voeren. Tot die vaststelling komt ook het Rekenhof dat in september nog moest toegeven dat de overheid amper zicht heeft op hoe de ziekenfondsen hun werkingsmiddelen inzetten. Het Rekenhof dringt dan ook aan op meer transparantie.”Nu beschikken het Riziv en de Controledienst voor de ziekenfondsen (CDZ) over onvoldoende informatie om een doelmatige controle op de activiteiten van de ziekenfondsen te organiseren.”

Het is niet de eerste maal dat het Rekenhof tot die merkwaardige conclusie komt. In de eerste audit over de berekening van de administratiekosten van de ziekenfondsen had het Rekenhof het al over “een gebrek aan publiek beschikbare informatie”, waardoor het geen uitspraak kon doen over de “adequaatheid” van het bedrag. De recente audit was de laatste in een reeks van drie onderzoeken naar de werking van de ziekenfondsen, die het Rekenhof op vraag van het federaal parlement opstartte. De rode draad doorheen de drie studies is duidelijk: het gebrek aan beschikbare informatie maakt een grondige doorlichting van de ziekenfondsen de facto onmogelijk.

De ziekenfondsen die zo graag artsen onder vuur nemen, zwegen in alle talen. Nochtans hadden ze twee jaar voordien met minister van Sociale Zaken Maggie De Block (Open VLD) een Toekomstpact afgesloten om hun werking te moderniseren. In dat pact beloofden de ziekenfondsen om hun boekhouding transparanter en eenvormiger te maken tegen eind december 2018, maar voorlopig is het nog wachten op resultaat. De ziekenfondsen zouden volgens dat pact hun eigen interne controles in kaart brengen.

Rik Dessein, financieel manager bij de Christelijke Mutualiteit, gaf toe dat alles beter kon: “We geven nu al een oceaan aan informatie aan de controlediensten. We vinden dat we al goed gecontroleerd worden en niet te vergeten: onze leden boordelen ons ook aan het einde van de rit.” Maar die info blijkt volgens het Rekenhof “weinig bruikbaar”. Voor de toegang tot facturatie- en aanrekeningsgegevens hebben de ziekenfondsen “drempels ingebouwd”. Het gevolg, volgens de studie: “de controlediensten verzamelen de info momenteel vooral fragmentarisch”.

Er is echter zwaar weer op komst voor de ziekenfondsen. De N-VA wil na de verkiezingen –op zijn minst – de financiering van de ziekenfondsen volledig herzien. “We moeten eindelijk eens af van wat heilige huisjes”, zegt Kamerlid Valerie Van Peel, die mee aandrong op de drie audits door het Rekenhof. “De parameters waarmee nu berekend wordt hoeveel werkingskosten naar de ziekenfondsen gaan, goed voor één miljard euro per jaar, zijn compleet voorbijgestreefd.

In 1987 was er al een audit die daar vragen bij had. Dat doet het Rekenhof 31 jaar later opnieuw en er is nog altijd niets mee gebeurd. Als zelfs het Rekenhof niet kan weten wat er precies met die werkingsmiddelen gebeurt, wie dan wel? Niemand. Als ik in het parlement een vraag stel over een overheidsinstelling, krijg ik een transparant antwoord. Als ik iets vraag aan het ziekenfonds over haar wettelijke opdracht, niet.” Van Peel wil het niet allemaal op onwil steken. “Een deel van de huidige complexiteit is niet de schuld van de ziekenfondsen, maar van de historisch fout gegroeide wetgeving. Maar ik heb wel de indruk dat ze zelf niet staan te springen om mee te werken aan een betere controle. Ze blijven mist spuien, terwijl we volgens ons wel degelijk kunnen besparen op structuren.”

Dat gaat de Christelijke Mutualiteit nu inderdaad doen. Dit weekend lekte uit dat de CM stevig gaat afslanken. “We gaan op een gecontroleerde manier afbouwen. Nu niets doen is schuldig verzuim. De ganse sector is in verandering”, zegt Alain Florquin, personeelsdirecteur bij de CM. Die hervorming kreeg de naam “Plan Nova”. Middels een forse centralisering en digitalisering wil de directie van CM tegen 2022 intern orde op zaken stellen. Die omschakeling betekent dat er naar schatting 600 à 700 VTE”s (voltijdsequivalenten) zullen verdwijnen. “Daardoor kunnen er straks zelfs een paar duizend mensen een andere job krijgen binnen of buiten de CM”, zegt vakbondssecretaris Pieter Liagre van de huisvakbond LBC-NVK . Over concrete cijfers houdt de directie zich op de vlakte. “We willen nu geen ­paniekboodschappen uitsturen”, zegt ­Florquin, die de ongerustheid countert. “We gaan op een gecontroleerde manier afbouwen. Nu niets doen, is schuldig verzuim. De hele sector is in verandering”

Vooral in het middenkader zullen tegen 2022 jobs verdwijnen. Dat zorgt voor grote interne onrust. Veel mensen krijgen nu nieuwe functies aangeboden, maar op een lager niveau en met een lager loon. Bij tal van verschuivingen wordt het behoud van de loon- en arbeidsvoorwaarden ter discussie gesteld. “Daar is enorm veel bezorgdheid over”, zegt Liagre in de kranten van Mediahuis. Personeelsdirecteur Florquin geeft toe dat de CM uitgaat van het principe “de verloning volgt de functie”. “We willen een correcte verloning ten opzichte van de verantwoordelijkheid van de job. Bovendien willen we respect tonen voor het werk dat die mensen in het verleden voor ons ­gedaan hebben. We zoeken met de vakbond naar oplossingen. We hebben een grote groep loyale en goede werknemers, het is onze plicht om daar goed mee om te gaan.”

Komt daarbij dat het marktaandeel van de CM jaar na jaar afneemt. De verzekerden zijn lang niet allemaal trouw aan hun “zuil”. De Christelijke Mutualiteit blijft met een marktaandeel van 42 procent en meer dan 3 miljoen aangesloten Belgen de absolute marktleider. Maar van de klassieke ziekenfondsen groeien de Neutrale Ziekenfondsen elk jaar het sterkst. En nog sterker groeit de Hulpkas voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (HZIV). Op 30 juni 2018 telde die Hulpkas ruim 74.000 leden. In één jaar is dat een stijging van bijna zes procent: aansluiten daar is kosteloos.

Marc van Impe

Bron : MediQuality

Om en bij de 600.000 € voor één behandelde patiënt, per jaar

Uit een studie van de Onafhankelijke Ziekenfondsen blijkt dat we in ons land voor de tien duurste geneesmiddelen gemiddeld meer dan 274.000 euro per patiënt per jaar betalen. In de meeste gevallen gaat het om medicatie voor zeldzame aandoeningen. Maar dr. Kris Van Hul relativeert onmiddellijk: ‘Dit zegt niks over de medicijnen die de Belgische staat het meeste geld kosten. Hier gaat het in de meeste gevallen om een kleine groep patiënten, waardoor de totale kost relatief meevalt’

Het lijstje is gebaseerd op de medicijnen die de 2 miljoen leden van OZ slikken, zegt Chris van Hul, arts-expert bij OZ. “De kans bestaat dat wij net die ene patiënt in België hebben die dat dure geneesmiddel krijgt, of dat er nog een andere weesziekte is met een nog hoger kostenplaatje. Bij de duurste medicijnen zien we vooral die erg innovatieve medicatie, vaak voor zeldzame aandoeningen. Het zegt dus niks over de medicijnen die de Belgische staat het meeste geld kosten. Hier gaat het in de meeste gevallen om een kleine groep patiënten, waardoor de totale kostprijs relatief meevalt.”

Elk jaar berekent de Onafhankelijke Ziekenfondsen welke medicijnen ons land het meeste geld kosten per patiënt, per jaar. Voor 2017 staat galsulfase helemaal bovenaan het lijstje, een molecule die op de markt is gekomen onder de naam Naglazyme, bestemd voor patiënten met mucopolysacharidose type VI, een zeldzame erfelijke stofwisselingsziekte. De kostprijs: 588.744 euro per patiënt, per jaar. Een oude bekende is Soliris, dat volgens de cijfers van de Onafhankelijke Ziekenfondsen (OZ) op de vijfde plek staat , met een gemiddelde kostprijs van iets meer dan 320.000 euro per patiënt per jaar.

Van Hul onderstreept ook dat de prijzen van de weesgeneesmiddelen niet zomaar de pan uitrijzen. Van Hul is ervan overtuigd dat de fameuze ‘geheime contracten’ die de overheid onderhandelt met de farmabedrijven ervoor hebben gezorgd dat het budget binnen de perken is gebleven. Dankzij die geheime contracten kan de overheid kortingen krijgen, maar blijft de officiële prijs hoog, zodat het bedrijf ook in het buitenland betere deals kan binnenslepen. “Het is op dit ogenblik het beste systeem dat we hebben”, benadrukt Van Hul, die voor het OZ ook in de werkgroep zetelt die mee de contracten onderhandelt. Meer details mag hij daar evenwel niet over kwijt. “Zonder die geheime contracten zou het budget exploderen.”

Al merkt hij ook hoe het systeem soms op zijn grenzen stoot. “Zeker als je weet dat het medicijn goed werkt en er geen alternatieven op de markt zijn. Op zo’n moment heeft het bedrijf een monopoliepositie en kan het exorbitante prijzen vragen. Ze weten dat ze in een machtspositie zitten. Dat maakt het bijzonder moeilijk. Want wij moeten het algemeen belang en dus het publieke geld verdedigen, maar even goed ook de patiënten voor wie er geen alternatief is. Dan gebeurt het wel eens dat we niet anders kunnen dan de hoge prijs te betalen.” Te duur en niet transparant dus , menen critici. Maar vaak is het zo patiënten vaak drie dure medicijnen tegelijkertijd moeten nemen. Dat maakt dat de rekening flink oploopt. “Die oncologische combinaties zijn een van de grote uitdagingen van de komende jaren.”

De Morgen lijst de vijf duurste behandelingen op: Mucopolschadirose , 1 patiënt in België, kost 588.744; hemofilie A, ook 1 patiënt, kost 399.750€; Ziekte van Gaucher heeft 5 patiënten en kost 349.878€; de ziekte van Pompe , met 7 patiënten kost 343.122€,; en aHus tenslotte met 12 patiënten kost 320.030€. Alle prijzen zijn per behandeling per patiënt , per jaar.

Marc van Impe

Bron: MediQuality

Chirurgen op de apenrots

In België krijgen chirurgen de wind van voren omdat ze superverdieners zijn. In Nederland is heibel ontstaan na publicatie van een artikel waarin chirurgen onomwonden beschuldigd worden van machogedrag.

Een stalen hiërarchie in de operatiekamer en non-stop onderlinge hanengevechten. Dat is de machocultuur achter de schermen van het ziekenhuis. “Je moet een behoorlijke alfaman of -vrouw zijn om het tot chirurg te schoppen,” aldus journalist Sander Heijne in het blad Linda. Hij citeert Martijn,– niet zijn echte naam –, een vooraanstaand chirurg van in de veertig. “Hij is een alfaman in elke zin van het woord. Overtuigd van zijn eigen kunnen. Gek op vrouwen, mooie auto’s en snelle motoren. En bikkelhard, als het moet. Collega’s die het wagen aan zijn stoelpoten te zagen, krijgen er onverbiddelijk van langs.

Zo nam hij ooit een collega chirurg die hem achter zijn rug zwart maakte bij de directie van het ziekenhuis apart in een kamertje. Terwijl Martijn de deur op slot draaide, keek hij zijn collega priemend aan. “Ik heb last van jou”, zei Martijn. “En ik wil geen last van jou hebben. Dus wat gaan we daaraan doen?”” Herkenbaar? “Het ziekenhuis is gewoon een minimaatschappij waarin dezelfde dingen gebeuren als in de echte maatschappij.” Maar het is wel een maatschappij van uitersten. Enerzijds is veel van de apparatuur waarmee medisch specialisten werken state of the art. In die zin zijn ziekenhuizen hypermoderne bedrijven, en artsen hightech operators. Tegelijk zijn de onderlinge omgangsvormen in ziekenhuizen nog verrassend primitief. Niet voor niets kreeg de beroemde Nederlandse apenonderzoeker Frans de Waal een uitnodiging van een Amerikaanse anesthesioloog om het gedrag van chirurgen en hun assistenten in de operatiekamer onder de loep te nemen. De Waal nam de uitnodiging aan en observeerde tweehonderd operaties in drie​​​​ Amerikaanse academische ziekenhuizen. Wat bleek? De operatiekamer heeft verdacht veel weg van de apenrots.

Sander Heijne: “Dat de operatiekamer een sterke hiërarchie kent, mag geen verrassing heten. Chirurgen zijn langer en intensiever opgeleid dan iedere andere beroepsgroep. Zij hebben de meeste kennis van het menselijk lichaam en zijn eindverantwoordelijk. Natuurlijk hebben zij de leiding. Maar dat is niet voor iedere chirurg genoeg. In hun gedrag blijken veel chirurgen, net als chimpansees, voortdurend in de weer hun leiderschap richting de rest van de groep te bevestigen en verstevigen. Apenonderzoeker De Waal beschrijft hoe het meestal de chirurgen zijn die conflicten forceren met hun ondergeschikten, om zo hun status als leider te onderstrepen. In de meeste gevallen ging het om kleine aanvaringen, maar De Waal was ook getuige van ruzies die zo uit de hand liepen dat er met instrumenten werd gegooid en de operatie moest worden gestaakt.”

De apenonderzoeker constateerde nog iets opmerkelijks. Mannelijke chirurgen raakten vooral in conflict met mannelijke collega’s, terwijl vrouwelijke chirurgen vooral botsen met andere vrouwen. Zet daarentegen een man aan het hoofd van een team vrouwen – of andersom – en er wordt zelfs tijdens de operatie volop geflirt. Blijkbaar voelen chirurgen zich vooral bedreigd door hun eigen seksegenoten. Ook net als chimpansees. De Waal deed zijn onderzoek in Amerika. Natuurlijk valt de situatie niet een-op-een te vergelijken met die in Nederland. Of toch?

Heijne vroeg voor zijn artikel zestien Nederlandse artsen en verpleegkundigen naar hun ervaringen met de machocultuur in de Nederlandse zorg. Elf van hen werkten ook daadwerkelijk mee aan het artikel. De afhakers erkenden het bestaan van een machocultuur in ziekenhuizen eveneens, maar zagen niets in een interview. Wie wel willen praten, schetsen een beeld van een wereld waarin de onderlinge pikorde heilig is. Om te beginnen heerst er een strikte hiërarchie tussen de verschillende beroepsgroepen, legt een jonge vrouwelijke huisarts uit. Chirurgen staan aan de top van de voedselketen. Daarna komen de andere ziekenhuisspecialisten. Huisartsen staan al een stuk lager in aanzien. Onder aan de ladder staan de bedrijfs- en verzekeringsartsen.

De plek die een specialisme inneemt in de pikorde, heeft een grote invloed op het aantal macho’s. Chirurgen zijn met stip de grootste macho’s. Waar kinderartsen de reputatie genieten van uiterst vriendelijke zachtaardige types, staan orthopedisch chirurgen te boek als de bouwvakkers van de zorg. Met dito manieren.

Heijne citeert chirurg Martijn. Ooit was hij zelf ziekenhuispatiënt : “Ik was toen een beetje in de war van de morfine en zei tegen de psychiater dat ik nogal veel dronk.” Toen hij had uitgelegd dat hij dagelijks ‘maar’ een paar glazen drinkt, was de dokter gerustgesteld. “Ach, dat zijn toch gebruikelijke chirurgische hoeveelheden.” Het gebruik van drank en drugs onder artsen is sowieso hoog, zegt de psychiater. Verschillende andere artsen die hebben bijgedragen aan het artikel bevestigen het beeld.

Het artikel zorgt voor de nodige reuring in de Nederlandse medische en mediawereld. Maar niemand die bij naam dit verhaal tegenspreekt.

Marc van Impe

Bron: MediQuality

Hoe technologie en masturbatie de seksuele revolutie overnam

Na het bezoek aan de ExpoPorno in de lokalen van de ULB, dwalen mijn gedachten terug naar de wilde jaren zestig toen de seksuele revolutie in de steigers werd gezet. De tentoonstelling in de ULB brengt een “wetenschappelijke, artistieke en speelse (en lucide!) benadering van pornografie.” Ik heb het allemaal meegemaakt.

In mijn jeugd was een halfnaakte Brigitte Bardot op de cover van de Ciné Revue pornografie. Het tarief was gekend: drie weken strafstudie. Een bezoek aan cinema Roxy, “Beneden de 18 niet toegelaten”, kostte een maand strafstudie. Maar het was de moeite waard. De ‘vuile cinema’s ‘ van toen zijn al lang gesloten. Tegenwoordig kijkt een tiener op zijn kamer naar seks op zijn laptop of smartphone. Een eenvoudige Boolean Search met de juiste trefwoorden brengt hem bij de visualisering van zijn goorste fantasie. Dat is een feit. Hoewel fatsoensrakkers alarm slaan en de mogelijke negatieve invloed van porno op de ontwikkeling van de seksualiteit bij die tieners en zelfs bij volwassenen aanklagen, stellen ze geen oplossingen voor. Maar de effecten zijn er wel zeker. Wat dat betreft hebben de rakkers gelijk. Dankzij de pornografie hebben er zich veranderingen voorgedaan die we vijftig jaar geleden, bij het uitbreken van de seksuele revolutie niet voor mogelijk hielden.

Vorige week las ik in een essay in Politico hoe conservatieven de cultuuroorlog over pornografie hebben verloren. En in The Atlantic stond een coververhaal over de afname van de praktijk van de geslachtsgemeenschap. In Politico vertelt Tim Alberta hoe het internet in wezen de anti-pornografiebeweging heeft gedood precies door pornografie zo alomtegenwoordig te maken en de consumptie van porno zo wijdverbreid te maken. In The Atlantic beschrijft Kate Julian’s wat ze de “seksuele recessie” in het seksueel bevrijde Westen noemt. In onze tolerante cultuur komt het entertainment tegemoet aan elk soort seksueel verlangen, met als gevolg dat de seksuele daad zelf –het neuken- enigszins uit de mode is geraakt, samen met de gebruikelijke consequenties: relaties,al dan niet gedwongen huwelijken, het verwekken van kinderen, terwijl de onanie en het celibaat enorm toenemen. Beide schrijvers beschrijven een post-seksueel revolutionair landschap dat niemand had verwacht. In Japan is dit dagelijkse werkelijkheid. Porno is er in alle soorten: van uiterst verfijnd tot extreem goor.

Conservatieven hadden dit niet verwacht omdat ze geloofden dat seksuele bevrijding onvermijdelijk tot sociale chaos zou leiden, met jongeren die enkel hun libidineuze driften zouden najagen met niet alleen promiscuïteit tot gevolg, maar een heleboel ernstige secundaire gevolgen op de koop toe: tienerzwangerschappen, hoge abortuscijfers, toenemende verkrachting en seksueel geweld, hogere misdaadcijfers onder vaderloze jonge mannen …. eigenlijk alles wat er leek te gebeuren in de jaren zeventig en tachtig, toen de antiporno-kruistocht onder stoom kwam.

Maar in de jaren negentig hebben veel van die grimmige sociale trends zich niet alleen gestabiliseerd maar keerde de trend om: in plaats van tienerjongens te veranderen in verkrachters, bewerkstelligde de pornografische cultuur met behulp van internet het tegenovergestelde effect. De cijfers van verkrachting en seksueel geweld daalden recht evenredig met de toegankelijkheid en de snelheid van het internet. Daaruit kan ik alleen maar concluderen dat de geneugten van de online erotiek ofwel een soort substituut waren voor seksuele predatie, of een soort van seksueel kalmerend middel waren, of beide. En dat kalmerende effect van de combinatie van Netflix, Tinder, Instagram en masturbatie blijkt ook zijn invloed te hebben op ‘normale’ seksuele relaties, want het speelt een cruciale rol in het decline-of-sex verhaal dat The Atlantic brengt.

De pornografische, permissieve post-seksuele orde lijkt vandaag de dag veel stabieler dan de conservatieve pessimisten 30 jaar geleden verwachtten, zonder sociale instorting aan de horizon.

Maar ook liberale optimisten en hun goeroes Wilhelm Reich en Alex Comfort hadden het verkeerd voor. Zij verwachtten dat het verwerpen van het puritanisme en het terzijde schuiven van de repressie tot een nieuwe maatschappelijk model zou leiden met een meer seksuele vervulling, een gezonde integratie van seksueel verlangen en romantische gehechtheid, en gelukkige egalitaire relaties tussen de seksen onderling.

In de plaats daarvan kregen we sociale waarbij masturbatie zelfmisbruik de plaats inname van de geslachtsgemeenschap, waarbij echte interacties vervangen werd door virtueel entertainment, en de seksen toenemend van elkaar vervreemden. Dus geen seks-positieve utopie zoals de derde-golf feministen voorspelden. Wel een wereld vluchtige privépleziertjes en blijvend sociaal isolement, van sociale vrede door steriliteit, van virtuele seks als het opiaat voor de massa die anders toch telkens seksuele mislukkingen oploopt.

Wie dat wel zag aankomen was Aldous Huxley in “Brave New World”, de essentiële dystopie van onze tijd, die voorzag hoe het libertinisme, ooit een radicaal ontwrichtende kracht, getemd, gedomesticeerd en gebruikt kon worden om door middel van technologie en drugs de maatschappij te stabiliseren. Zijn “soma” met “alle voordelen van het christendom en alcohol”, maar zonder kater of religieuze schuldgevoelens is nu te koop in de apotheek. En onze virtuele realiteit zijn Huwely’s pornografische “feelies” en zijn “Violent Passion Surrogate” . Beide hebben dezelfde kalmerende en stabiliserende rol zoals beschreven in “Brave New World”. Ik noem het een demonisch hedonisme.

De mensen die argumenteren tegen porno of die worstelen met hun seksuele en romantische ontevredenheid , proberen hun weg terug te vinden naar een wereldbeeld dat morele deugd en menselijke bloei weer serieus neemt. Maar ze leven in een samenleving die plezier boven schade verkiest en die de logica volgt van Mustapha Mond, een van de Controllers van Huxley’s wereldbeschaving: “Kuisheid betekent passie, kuisheid betekent neurasthenie. En passie en neurasthenie betekenen instabiliteit. En instabiliteit betekent het einde van de beschaving. Je kunt geen duurzame beschaving hebben zonder veel aangename ondeugden”.

Aangename ondeugden en stabiliteit, dat is de seksuele cultuur die we gecreëerd hebben. Het enige goede nieuws, en het beste bewijs dat we nog aan Huxley’s valkuil zouden kunnen ontsnappen, is dat we genoeg echt menselijke aspiraties behouden om daar ongelukkig over te zijn.

Het is zoals de consumptie van een goed glas wijn of bier, denk ik. Er is niets mis, maar je consumeert het zijn tijd en met mate.

Tenslotte nog dit: ik bespreek de aanleiding tot deze column met een bevriend arts. Pornografie heeft nooit kunst voorgebracht, sneert hij. Ik moet hem terecht wijzen. Ik herinner me een prachtige ets van Rembrandt van een paar in bed: Het ledikant, uit 1646. Het is een prachtig pornoplaatje uit de Gouden Eeuw. Op een omgewoeld hemelbed ligt een jonge vrouw, nog wel gekleed in nachtpon, op haar rug. Tussen haar dijen zit een man op zijn knieën. Zij heeft haar handen bemoedigend op zijn heupen gelegd. Als je goed kijkt, zie je zijn blote billen. Wat doet die man daar? En waarom schilderde Rembrandt die sekstafereel ? En is die vrouw zijn geliefde Saskia?

Marc van Impe

Bron: MediQuality

Wat als je het leven redt en de patiënt wil dit niet?

Naar aanleiding van de recente berichten over een psychiatrische patiënte die om euthanasie verzocht en die ook kreeg, spreek ik met een arts die geconfronteerd werd met een niet ongewoon dilemma: moet je ingaan op de wens van een patiënt om niet gereanimeerd te worden als hij niet beseft dat er wel degelijk nog opties zijn? De familie van de psychiatrische patiënte en hun advocaat stellen dat de betrokken patiënte niet besefte dat genezing nog mogelijk was en dus kansen ontzegd werd.

Het gaat hier om een oudere patiënt met een levensbedreigende ziekte en met ernstige pijn, die op Spoed werd binnen gebracht en de aard van zijn situatie niet meer begreep. Er moest dringend een beslissing worden genomen. “Als arts probeer je die een patiënt te overtuigen een rationele aanpak te volgen, gebaseerd op de grenzen van onze kennis en mogelijke levensreddende interventies. Zo’n situatie speelt zich overal te lande op Spoed en Intensieve Zorg honderden keren per dag af. Maar twee factoren maakten dit incident uniek. Deze patiënt – die moeite had om te ademen, een lage bloeddruk had en enorme pijn leed- was een goede vriend van mijn vader. Ten tweede, de behandelende arts was ik. Je hebt altijd mooi praten als het over een ander gaat. Deze keer werd ik met mijn neus op de feiten gedrukt.

A., was een gezonde, zelfstandig levende 87-jarige. Een gepensioneerd academicus. Hij was uit eten gegaan. Er moet iets mis geweest zijn met het eten want hij had de hele nacht gebraakt. Daarbij was wat braaksel in zijn longen terechtgekomen. De volgende dag werd hij naar Spoedgevallen gebracht met een ernstige shock en nierfalen en een ernstige longontsteking. Zijn ademhaling was moeizaam, zijn zuurstof was laag en zijn pols was snel en zwak. Hij was niet in staat om dit alles te verwerken. Doordat hij lang op een stretcher gelegen had, was de chronische ischias in zijn onderrug en been ondraaglijk pijnlijk geworden. Het enige wat hij wilde was pijnstillers. Onmiddellijk. Maar gezien zijn geringe bloeddruk en marginale ademhaling kreeg hij die niet.

A. had een negatieve wilsverklaring getekend en droeg een penning met die boodschap. Jaren voordien had hij zijn vrouw zien ten onder gaan aan metastatische kanker, hij wist dus wat hij wel en niet wilde: geen beademing, geen reanimatie. We weten allemaal dat de inhoud van zo’n negatieve wilsverklaring wettelijk afdwingbaar is. Met andere woorden: artsen moéten hiermee rekening houden. Maar de politiek in ons ziekenhuis is dat we daar pas op ingaan als alle redelijke kansen op overleven verkeken zijn. In dit geval wou het medische team van de longontsteking en sepsis van A. behandelen. Er waren nog kansen.

Ondertussen kreeg hij de pijnmedicatie waar hij wanhopig om vroeg, niet, omdat dit zijn bloeddruk verder zou verlagen en zijn ademhaling zou schaden. De patiënt was verward en in geen geval in staat om complexe leven-of-doodbeslissingen te nemen.

Wat doe je als je het als arts oneens bent met een patiënt over zaken van leven en dood? Wanneer er géén mogelijkheid is om een doordacht, geduldig, genuanceerd gesprek te voeren over leven ondersteunend ingrijpen? Wanneer artsen het niet eens zijn met de patiënt en zijn familie? In onze regio kiest de familie meestal bij zo’n crisis voor een agressieve medische aanpak, ook al zijn de voordelen verwaarloosbaar of onbestaande. Ook nu.

De patiënt mocht niet sterven! Het biedt een vorm van uitstel, waardoor verdere discussie mogelijk wordt. Een afschuiven van verantwoordelijkheid. Wat als je arts weet dat de beslissing van de patiënt om bij een behandelbare ziekte verdere behandeling te weigeren, onvermijdelijk leidt tot een mogelijk vroegtijdige of onnodige dood? Het gaat zo vaak om het een of de ander. Om binaire opties. Het echte leven is echter niet binair. Dat heb ik toen geleerd. Het echte leven is nuance en context en onzekerheid. Het echte leven bestaat uit grijstinten.

En wat doe je in dit mistig landschap, wat als je het niet eens bent met de weg die je patiënt wil volgen? Wat als je als goed opgeleide, wel geïnformeerde arts voor kritische zorg opteert, en het gaat niet alleen om een patiënt maar ook om iemand die je van nabij kent? Als je ervoor kiest om te behandelen, neem je zijn autonomie en recht op vastberadenheid weg. Als je ervoor kiest om de zorg te beperken, kies je voor een onomkeerbare weg naar de dood.

Bij A. koos ik voor een behandeling, niet voor de afbouw. Ik heb gekozen voor paternalisme boven autonomie. Ik koos voor een in de tijd beperkte beproeving die zijn leven zou redden boven een morfinedosis die hem comfort zou geven en fataal zou zijn. De patiënt werd geïntubeerd. Pas van zodra zijn ademhaling en bloeddruk gestabiliseerd waren, kreeg hij morfine toegediend. Wij kochten tijd met antibiotica. Na 48 uren was het tij gekeerd. De intubatie werd 24 uur later verwijderd, en hij kon kort daarna de Intensieve Zorg verlaten. Er volgde een verblijf in een zorginstelling. Binnen zes weken was hij weer thuis. In mijn wereld betekent dat een overwinning. Toch bleef ik met gewrongen gevoel achter.

Een paar maanden later zag ik A. op een verjaardagsfeestje bij mijn vader. Ik nam de gelegenheid te baat om hem eindelijk te vragen of ik die ochtend de juiste keuze gemaakt had door zijn wilsbeschikking te overrulen. Hij keek me aan en zei recht in mijn gezicht: ‘Ik zou dat niet nog een keer willen meemaken. Ik neem het je ten zeerste kwalijk.’ Hij vertelde me over de talloze slapeloze nachten, liggend in bed, bang, verward, niet wetende wanneer het licht eindelijk een einde zou maken aan zijn duisternis. Het was de hel, zei hij, en een die hij niet opnieuw wilde meemaken. Als hij het nog eens kon overdoen, zei hij, dan zou hij zijn adem in houden. Geen intubatie. Geen levensondersteuning.

Ik was geschokt. Wat betekent het als wat een eenduidige overwinning in mijn wereld is, geen overwinning betekent in de ogen van de persoon voor wie dit het belangrijkst is? Welk begrip heb ik van wat “levenskwaliteit” voor ieder van ons betekent? Ik heb toen geleerd dat de levenswens van de patiënt primeert.”

Een paar maanden later ontwikkelde A. weer een ernstige longontsteking. Hij stierf een paar dagen later in het ziekenhuis, met de palliatieve hulp van het hospice. Een arts die zich niet kan vinden in de beslissing van de patiënt of zijn vertegenwoordiger moet naar de rechtbank gaan, lees ik in een doctoraat over deze wet. Dat lijkt me nog redelijk bij een patiënt in coma. Maar weinig realistisch bij een patiënt op Spoed.

Komt een vrouw bij de dokter, om de uitslag van een onderzoek te vernemen.

‘Toen de dokter zei dat ik geen gezwel had en ook geen hartfalen of levercirrose, en als ik geen gekke dingen deed wel honderdeneen zou kunnen worden, zakte de moed me in de schoenen.’*

Ik moest een dit micro-verhaaltje denken toen ik de resultaten las van onze peiling waarin we u vroegen hoe u slecht nieuws brengt? Omfloerst of recht voor de raap. We ontvingen 158 volledige antwoorden. De uitkomst is verbazingwekkend: 75% van de artsen kiest voor zachte aanpak. 25% kiest voor directe confrontatie, maar in deze zijn dat drie keer zoveel Vlamingen dan Franstaligen. We vroegen u niet waarom u voor uw aanpak kiest. Dat geeft me vrijheid hier wat verder op door te borduren.

Vaak lees ik in de rubriek lezersbrieven dat artsen slecht nieuws ijskoud brengen. Dat blijkt dus helemaal niet zo te zijn. Hoewel er misschien enkele dokters zijn die aan die criteria voldoen, geeft de meerderheid van de artsen echt om de gevoelens van hun patiënten. Terwijl het geven van slecht nieuws een van de moeilijkste taken van een clinicus is, doen de meesten echt een inspanning. Het verschil tussen Noord en Zuid -25 Vlaamse artsen brengen slecht nieuws zonder omwegen, tegenover 8 Franstalige- past helemaal in het beeld dat uit andere peilingen blijkt, met name dat de Franstalige arts zich paternalistischer opstelt dan zijn Vlaamse collega. Dat getuigt ook van een verschillend inschatten van de autoriteit die een arts verondersteld wordt uit te stralen.

Wat me ook verbaast is dat patiënten zo verschillend reageren op de minder gunstige informatie die ze krijgen. Sommigen zijn volledig voorbereid op het resultaat. Anderen zijn zo geschokt dat ze de gegevens niet geloven. Sommigen staan stevig in hun schoenen, ook al horen ze het ergste, terwijl anderen in grote paniek verkeren. Er is geen verkeerde of juiste reactie en er is geen manier om te voorspellen hoe een patiënt zal reageren. Een arts moet beseffen dat het brengen van slecht nieuws het leven van een patiënt drastisch gaat veranderen. Ze zullen moeten hun toekomstplannen volledig herzien. Ze zullen onzeker zijn hoe ze dit aan hun dierbaren moeten vertellen. De arts moet openstaan voor al die reacties en deze zeker niet minimaliseren. Niet alle mensen zullen sterk zijn en de patiënt vertellen dat hij precies dàt moet doen, kan hem het gevoel geven dat u zijn ervaring wil bagatelliseren.

De depressieve schrijfster van het micro-verhaal besluit haar reactie op het goede, dus voor haar slechte nieuws, als volgt:

‘Een hele lap leven hing voor me… Ik moet die lap niet zien. Haal die lap weg! En geef me honderdeneen miljoen momenten van nu en hier.’

Hoe breng je dan slecht nieuws? Ik geloof dat deze aanpak werkt: Wees empathisch, wees eerlijk, patiënten verdienen de volledige en volledige waarheid, hoe slecht die ook is. Als ze erger worden, vertel het hun. Een arts kan niet iedereen redden en degenen die met de dood worden geconfronteerd, moeten dat weten, zodat ze voorbereidingen kunnen treffen, wat dat ook moge inhouden.

Wees eenvoudig en zorg ervoor dat de patiënten begrijpen wat u hebt uitgelegd of onthuld. Geef ze goede websites waar ze meer informatie kunnen vergaren nadat ze naar huis zijn gegaan. Ze zijn vaak geschokt en niet in staat om te luisteren naar alles wat u hen vertelt. Laat ze vragen stellen en zorg ervoor dat u ze beantwoordt. Ze moeten volledig op de hoogte zijn van hun medische situatie. Als ze zelf geen vragen stellen, vraag ze dan of ze die hebben. Luister: de bezorgdheid van een patiënt kan niet dezelfde zijn als die van u.

Een patiënt kan zich meer zorgen maken over het uitvallen van zijn haar door chemotherapie dan over de metastasen in de toekomst. Als u luistert, weet u waar zij het meest bezorgd over zijn en hoe dit moet worden aangepakt. Laat hen hun emoties tot uitdrukking brengen. Wees ondersteunend. Patiënten moeten weten dat je er voor hen bent. Je bent er niet om ze te vertellen wat ze moeten doen. Je bent er om hen te begeleiden en te helpen bij het nemen van beslissingen. Misschien ben je het niet eens met hun beslissingen, maar het is aan hen om die te nemen. Trivialiseer ze niet: mensen zeggen vaak dat ze gewoon sterk moeten blijven of een voorbeeld nemen aan andere, zogenaamd sterkere patiënten. Nou, die woorden zijn misschien gemakkelijk uit te spreken als jij niet degene bent die lijdt. Je bent een dokter, geen bron van inspirerende citaten.

* Het citaat is van de Nederlandse schrijfster Sylvia Hubers

Marc van Impe

Bron: MediQuality